f m M
Castor A810

SCHAAP MET 5 POTEN

De Nederlandse Marine had na de 2e Wereldoorlog erg veel schepen tegelijk nodig. Maar schepen bouwen kost veel tijd, vandaar dat de CASTOR in 1946 door het toenmalige Ministerie van Oorlog werd ontworpen als multifunctioneel schip.

Castor werd in 1950 opgeleverd door de scheepswerf van Gebroeders Pot te Bolnes, Rotterdam. De Koninklijke Marine gaf haar het pennant A810, en het Loodswezen gaf haar de naam Castor, naar de ster welke sinds jaar en dag wordt gebruikt bij astronomische navigatie op zee.

Het Marine – LoodsVaartuig CASTOR ofwel MLV CASTOR

EEN VREDESFUNCTIE ALS LOODSBOOT

Castor op kruispost

Castor als loodsboot op ‘kruispost’ op de Noordzee.

Een loodsboot werd gebruikt als een soort basisstation op zee. Een 28 koppige bemanning zorgde ervoor dat het schip 24 uur per dag operationeel was, zodat de loodsen van en naar de te beloodsen schepen konden worden gebracht. Het daadwerkelijke beloodsen, oftewel het aan boord zetten van de loods, werd op de Noordzee bij weer of ontij, uitgevoerd met de veel kleinere Loodsjollen, die met de boordhijskranen te water werden gelaten. Met behulp van de bekende touwladder klom de loods dan vanuit de jol aan dek van het zeeschip. Castor fungeerde dus als hotelschip op zee, alwaar tot maximaal 24 loodsen aan boord konden rusten, eten en slapen, in afwachting van de volgende klus.

De Castor heeft vanaf 1950 tot 1980 in Delfzijl op station gelegen. Steeds lag het schip 2 weken lang op ‘kruispost’ nabij de Wester-Eems boei, om daarna te worden afgelost door het zusterschip de Pollux.

Naast beloodsen werd Castor ontworpen als bunkerboot, om brandstof en drinkwater te leveren aan bijvoorbeeld Lichtschepen.

Tegenwoordig wordt het beloodsen in de Scheldemond en de Maasmonding nog steeds middels een grote loodsboot uitgevoerd, die ver op zee op ‘pilot station’ ligt te wachten.  Inmiddels zijn de 2e generatie loodsboten na Castor in bedrijf. Het principe is exact hetzelfde gebleven, maar de loodsboten zijn wel 3 keer zo groot geworden.

EEN OORLOGSFUNCTIE ALS COMMUNICATIEVAARTUIG EN VOORPOSTENBOOT

Direct na de 2e Wereldoorlog werd met argusogen gekeken richting de Sovjet Unie, de grote overwinnaar op het Europese Continent. De Koude Oorlog zag het daglicht, en als antwoord op de enorme omvang van het Rode Leger werd in 1949 de NAVO opgericht. Ondertekening van het verdrag verplichtte Nederland, tot op de dag van vandaag, oorlogsmaterieel beschikbaar te hebben en te houden.

Castor bij de Wester Ems boei

30 jaar lang heeft Castor gezworven rond die lichtboei.

Vandaar dat de CASTOR werd ontworpen voor een dubbelrol. In de eerste plaats die van Communicatievaartuig, voor het begeleiden van de konvooien over de Atlantische Routes. De hoge masten en uitgebreide tuigage kleedden het schip zondermeer mooi aan. Maar alle stagen en kabels waren eigenlijk antennes. Voorts een tweede rol als Voorpostenboot – een zwaar bewapend object dat op zee alles wat voorbij voer of over vloog – beschoot. Een uitermate doeltreffende methode, afgekeken van de Duitse marine. Om deze rol te kunnen vervullen voer de CASTOR permanent rond met een fors kanon van 7,6cm op het voordek, en twee stuks 20mm Oerlikon snelvuurkanons op het achterdek. De 2 hijskranen aan dek zouden kunnen worden verwijderd om plaats te maken voor nog twee stuks 40mm Bofors snelvuurkanons.

De in totaal 5 kanons konden worden aangevuld met dieptebommeninstallaties op het achterdek en het persoonswapenmagazijn was altijd goed gevuld. Hiermee werd een relatief klein en traag, maar tot de tanden bewapend oorlogsschip gecreëerd.

EEN EVACUATIESCHIP

Castor op zee

Castor op zee

De atoombom was uitgevonden. Bij een onverhoopte nieuwe oorlog zou het zinloos zijn om voor de bezetter te vluchten naar Engeland. Een veilig heenkomen moest veel verder weg worden gezocht. De CASTOR en haar 6 zusterschepen hadden als neventaak belangrijke mensen van Nederland – te denken valt aan regering en de belangrijkste leden van het Koninklijk Huis – te evacueren naar Zuid-Afrika. De schepen werden zo ontworpen dat zij deze afstand in 1 keer konden overbruggen. Mocht het zover komen, zouden de zeeloodsen het schip verlaten waardoor 4 stuks 6-persoons hutten vrij zouden komen. In Numansdorp werd een kazerne met aanlegsteiger gebouwd voor de logistiek en de bevoorrading benodigd bij de evacuatie.

De bemanning – in dienst bij het Loodswezen – moest tekenen als Marine-Reserve. De matrozen moesten regelmatig naar Fort Erfprins (Den Helder) om te oefenen met de kanons. Het ‘Handboek van de Loodsbootkannonier’, uitgegeven door de Koninklijke Marine, was vaste kost aan boord.

Terwijl de zusterschepen al snel van hun bewapening werden ontdaan, bleef Castor tot het moment dat ze uit dienst werd gesteld bewapend rondvaren. Tegen het einde van haar dienstjaren kreeg het schip zelfs nog een dure werfbeurt, waarbij onder meer de gehele hoofdmotor werd vernieuwd. Ondanks dat intercontinentale vliegtuigen allang bestonden, werd deze evacuatiemogelijkheid tot op het laatst in stand gehouden.

1983, SEISMISCH OPNEMINGSVAARTUIG

De Castor werd gedemilitariseerd en bij Domeinen verkocht aan de hoogste bieder. Bakker en Vaartjes Offshore verdiende in die tijd veel geld met het opkopen van “oude” Loodsboten, om ze vervolgens te verhuren aan grote olie maatschappijen voor de ondersteuning van oliewinning op de Noordzee. Na een omvangrijke modernisering werd de Castor ingezet voor de bevoorrading van offshore installaties, en voor het verrichten van hydrografische onderzoeken op de Noordzee.

1987, KERKSCHIP

Castor in Malta

Als Redeemer in Malta met een enorme deuk in de romp.

De Castor werd doorverkocht aan een Kerkgenootschap en herdoopt tot Redeemer, ‘Verlosser’. Met een schip vol evangelisten was het de bedoeling om mensen te gaan redden in Vietnam. Maar tegen de tijd dat ze in de Middellandse Zee waren aangekomen met hun Redeemer, viel er niemand meer te redden in de Gele Zee. Gelukkig waren er ook meer dan genoeg mensen te ‘redden’ rond de Middellandse Zee. Met Malta als thuishaven, werd de Redeemer een decennium lang ingezet voor evangelische expedities naar ondermeer Turkije, Griekenland en Albanië.

1996, SLOOPSCHIP

Toen raakte de bodem van de donatiepot in zicht en werd het schip opgelegd. Eerst in Malta en daarna in Engeland, om uiteindelijk pas in 1999 te worden verkocht aan een Belg. Deze wilde de Castor verbouwen tot duikvakantieschip, met Havana als thuishaven. Hij bracht het zwaar beschadigde en achterstallige schip naar een scheepswerf op Urk, om het voor erg veel geld een derde leven te bezorgen.

Nadat er gigantisch veel ijzerwerk was uitgevoerd (en waar wij erg blij mee zijn) viel het Cubaplan overboord dankzij de florerende corruptie in dat land. Een nieuwe oplegperiode, nu op Urk, brak aan.

2006, MUSEUMSCHIP

De slopershamer nipt ontsprongen kwam Castor in ons bezit, voor een derde leven als Museumschip in Rotterdam, waar ze is gebouwd en thuishoort.

Castor door de jaren heen

  • Loodsboot, 1950 tot 1983